*
Feng Menglong’s Treasury of Laughs. A Seventeenth-Century
Anthology of Traditional Chinese Humour (Emotions and States of
Mind in East Asia 5) |
|
||
|
|
|
|
|
P. Hsu, Leiden (Brill)
2015, xi+358 p., ISBN 9789004293229,
€ 125,00 |
|
|
“A passion which has no name”, zo omschreef de
zeventiende-eeuwse Engelse filosoof Thomas Hobbes humor. Mensen lachen om zeer verschillende dingen, maar niet
allen lachen om hetzelfde. Wat voor de een lachwekkend, humoristisch is, is
dat helemaal niet voor de ander. Waarom? Daarover lopen de meningen sterk
uiteen. En wat humor zelf is, laat zich al evenmin eenduidig of in
enkele beknopte definities vatten. Wie bijvoorbeeld in Elsevier’s Dictionary of Psychological Theories van J.E.
Roeckelein het trefwoord “humor” opslaat kan al gauw op vijfendertig
verschillende plekken nagaan waar het om draait met de lach. Is humor iets rationeel of juist iets emotioneel, een
passie? Is het een uitlaatklep om eens luchtig dingen ter sprake te brengen,
die normaliter omkleed zijn met geboden en verboden, zoals seks of geweld? Of
helpt humor je om je superieur te voelen aan de persoon die door jou bespot
wordt? En waar is het eigenlijk voor nodig? Is de lach vooral een
evolutionaire survival strategie, die ook nog stressverminderende,
gezondheidsbevorderende kwaliteiten heeft? Humor blijkt ondertussen niet gebonden aan tijd of aan
cultuur, zoals de Chinese Treasury of
Laughs van de schrijver-dichter Feng Menglong
(1574-1646) duidelijk aantoont. Deze compilatie van 558 oude grappen werd
onlangs door de Amerikaans-Taiwanese professor Pi-ching Hsu vertaald en door
Brill uitgegeven. We hebben hier te maken met een interessante collectie van
“canonieke” grappen. Op het gebied van de humor is deze “schatkist van de
lach” het beste wat de Chinese cultuur sinds de Oudheid tot de zeventiende
eeuw had te bieden en waar Feng Menglong nog zijn commentaar aan toegevoegd
heeft. In haar inleiding staat professor Hsu uitgebreid stil bij
de Chinese auteur en zijn verzameling, waarover ze meer dan eens gepubliceerd
heeft. Voor wie de Chinese taal machtig is, heeft Hsu nog de originele
teksten toegevoegd. Bedoeling, procédés en thema’s van de oud-Chinese
humoristen zullen ook westerse lezer niet vreemd in de oren klinken. Naast
lering en vermaak zijn enkele trefwoorden: ondeskundige deskundigen,
relaties, seks, lichaamskenmerken, stereotypering, valse ernst en hypocrisie,
excentriciteit, te bespotten wetenschappers, moralisten en andere betweters. Daarbij lijkt het oogmerk van Feng Menglongs schatkist
gelijkstrekkend met het “bon mot” dat aan zijn tijdgenoot, de Franse dichter Jean de
Santeuil (1630-1697) wordt toegeschreven: “lachen verbetert de zeden”.
Door toehoorders te laten lachen om wat niet deugt of oneervol is, kan de
deugd als norm duidelijker voor ogen gesteld worden. Uiteraard gebeurde dat
in China in een confuciaanse en in Frankrijk in een christelijke context. Een flink aantal grappen in de Treasury of Laughs lukt het, en met gemak, om de kloof van tijd
en cultuur te dichten, terwijl andere ook na intensieve bestudering duister
blijven. Sommige blijken ronduit humoristisch, andere melig of flauw. Weer
andere blijven gewoon onnavolgbaar... Tot slot, een aardig en zeer beknopt voorbeeld van de 558 vertaalde grappen is nummer 197, De vrouw van de visserman. Die gaat zo. “Gewoonlijk noemen geliefden elkaar ‘mijn vlees’. Maar wanneer juist de visserman en zijn vrouw het hoogtepunt van de daad bereiken, knelt zij zich steviger om zijn nek en noemt hem mijn visje.” |
|||