* Hirsch,
Waarom ras ertoe doet * Palladino, Ethics and Aesthetics in Toni Morrison’s
Fiction * Wekker, Witte onschuld |
|
||
|
|
|
|
|
Waarom ras ertoe doet. De verholen waarheid over
identiteit Afua Hirsch Amsterdam, AtlasContact, 2018 320 p., ISBN
9789045033365, € 24,99, ook als eBook |
||
|
Witte onschuld. Paradoxen van
kolonialisme en ras, 3e druk Gloria Wekker Amsterdam, AUP, 2017 348 p., ISBN
9789462984776, € 22,99, ook als eBook |
||
|
Ethics
and Aesthetics in Toni Morrison’s Fiction, Costerus New Series, 223 M. Palladino Leiden, Brill-Rodopi, 2018 x+165 p., ISBN 9789004360020, € 90,00 |
||
Afgelopen 1 juli 2018 – de gedenkdag voor de
afschaffing van de slavernij – zijn de Surinaamse slavenregisters
beschikbaar gekomen via de websites van de Nationale Archieven van Nederland
en Suriname. Ze bevatten de namen van ongeveer 80.000 tot slaaf gemaakt
personen tussen 1830 en 1863. Voortaan hebben we de beschikking over 33 jaar
Nederlandse geschiedenis, een kleine snipper dus, die tot nu toe verborgen
was. Nakomelingen van slaven, maar ook van slavenhouders trouwens, kunnen er
het hunne vinden. Is het een toeval dat deze registers nu pas voor een
breed publiek worden ontsloten? Gloria Wekker zou ongetwijfeld zeggen
dat zoiets niet het geval is en wellicht heeft ze gelijk. In haar Witte onschuld laat ze in elk geval
duidelijk zien dat Nederland en de Nederlanders een moeizame relatie
onderhouden met hun niet zo frisse koloniale verleden, waarover ze slechts
heel mondjesmaat zijn geïnformeerd. Wekker heeft een punt. Pas recent begint een nieuw
beeld te ontstaan – zie de Groene Amsterdammer
van 27 juni 2018 – van de Nederlandse geschiedenis. We weten nu dat ook onze
voorvaderen er imperiale, oorlogszuchtige en tamelijke meedogenloze
handelswijzen op na hielden en daarbij niet onder deden voor Britten of
Spanjaarden. Ze vormden niet de grote uitzondering op de regel; zij waren het
die de regel stelde. Een ander voorbeeld is Rémy Limpach’s De
brandende kampongs van Generaal Spoor over de ‘politionele acties’ in
Nederlands-Indië (1947-1949). We moesten tot 2016 wachten om helder het
structurele, buitensporige geweld van ‘ons’ militair ingrijpen voor ogen
gesteld te zien. Met racisme,
ras of witte etniciteit is het niet
anders, aldus de gepensioneerde UvA-hoogleraar Wekker. Veel witte
Nederlanders leven in een doorlopende staat van ontkenning en met vele witte
vlekken. Evidente zaken die racistisch zijn of zo worden ervaren door
niet-witte Nederlanders, willen ze niet zien, worden niet als zodanig erkend
of mogen niet zo worden benoemd. Wekker gaat uiteraard uitgebreid in op het
Zwarte Pieten debat – wie bepaalt daar eigenlijk wat racisme of racistisch is
en wat niet? De
veronderstelde, zogenaamde maar feitelijk vooral denkbeeldige
‘kleurenblindheid’ van de witte Nederlanders is de uitkomst van 400 jaar
koloniale geschiedenis – het is als het ware in ons DNA gekropen. In de
woorden van Wekker: het is ons cultureel
archief. Wekkers diagnose is dat we lijden aan een postkoloniaal melancholiesyndroom. Vergelijkingen met andere
Europese koloniale mogendheden (Frankrijk, Groot-Brittannië) dringen zich op. Wekker is op
allerlei internetfora maar ook op papier overdrijving en een gebrek aan
wetenschappelijkheid en representativiteit verweten. Wie deze verwijten
echter als leidraad neemt, doet onrecht aan de betekenis van haar boek. Witte onschuld is al met al een
uitstekende aanleiding om stil te staan bij hoe anderen dan wijzelf ons – uw recensent is een witte
Nederlander – een spiegel voorhouden, omdat zij wel zien wat wij nog niet
(willen of kunnen) zien. Een verrassende
kwestie die Wekker aansnijdt, is de ‘witte etniciteit’. Gekleurde mensen,
Marokkanen, Turken, enzovoort hebben een bepaalde (problematische) etnische
afkomst, die Nederlanders kennelijk ontberen. Omdat dit punt onder de tafel
blijft, is kritiek op het dominante witte verhaal (met ras en racisme valt
het allemaal wel mee) bij voorbaat onmogelijk of niet relevant. Witte onschuld is wat de Nederlandse ‘kleurenblindheid’
betreft een echte eyeopener. Een enigszins
vergelijkbaar boek schreef de Britse journaliste, schrijver, juriste en
presentator Afua Hirsch.
In tegenstelling tot Wekker die helder maar toch meer als wetenschapper haar
onderwerp wil presenteren, heeft Hirsch een journalisitek aantrekkelijk
verslag geschreven over haar persoonlijk zoektocht naar haarzelf, naar haar
identiteit. En dit wel meest uitdrukkelijk door vanuit Engeland in Senegal en
later Ghana te gaan wonen, waar ze ondanks een gevoel van thuiskomen ook een
vreemde eend in de bijt blijkt te zijn. Haar
grootouders waren afkomstig uit Ghana, die zelf weer Ghanese, Nederlandse en
joodse voorouders hadden. Zij hadden juist hun oude bestaan opgegeven en
waren in Engeland Brits geworden. Hirsch legt de weg in de omgekeerde
richting af, maar ontdekt dat ze ergens tussen twee werelden thuis moet
raken. Inhoudelijk
staat Hirsch niet veraf van Wekker – beiden brengen ze de ‘de verholen
waarheid over identiteit’ aan het daglicht. Ook Hirsch staat uitdrukkelijk
stil bij de witte kleurenblindheid (die het niet is), bijziendheid en bij het
‘mysterie’ van de witte etniciteit, dat zelden of nooit thema van gesprek of
onderzoek is. Stereotypering
– met name in het seksuele domein – is een andere vindplaats, waar ras
evident doorklinkt. In de oordelen over zwarte, gekleurde mannen en vrouwen
spreekt een heel koloniaal verleden mee. Wekker en
Hirsch verwijzen allebei naar de Amerikaanse schrijfster, Princeton professor
en Nobelprijswinnaar Toni
Morrison (*1931) die in haar fictie schrijft over de
Afrikaans-Amerikaanse geschiedenis. In de geschiedenis dienen het thema ras
en racisme zich als vanzelf aan. Mariangela
Palladino’s studie houdt zich bezig met het latere werk van Morrison.
Startpunt is het gegeven dat Morrison zich weliswaar als een zwarte schrijver
ziet maar niet goed kan aanwijzen hoe dat in haar fictie terugkeert. Met de
vraag naar de relatie tussen de kunst van het schrijven en de ethiek probeert
Palladino plaastvervangend op die vraag een antwoord te geven. |
|||